Ondervindt glasaal last van aardmagnetisme?

Vraag aan paling-wetenschapper Willem Dekker over de invloed van aardmagnetisme op het gedrag van glasaal (jonge paling).

Over het algemeen wordt aangenomen dat jonge paling, ofwel glasaal, zich random over het Europese leefgebied verspreidt. Ze laten zich na hun geboorte in de Sargassozee, bij Golf van Mexico, meevoeren met de golfstroom. Die stroming verspreidt de glasaal over heel Europa, maar met een nadruk op de Golf van Biskaje, zeg maar de kust van Frankrijk. Een glasaal, die een zwakke zwemmer is, heeft zelf weinig invloed op de plek waar hij precies terecht komt.

De theorie dat glasaal een radar heeft die op het aard-magnetisme werkt en die hem terugbrengt op de plek waar zijn moeder vandaan kwam, wordt vooral aangehangen door mensen die stellen dat het uitzetten van glasaal in andere gebieden dan het vangstgebied zinloos is, omdat hun navigatie daardoor verstoord raakt. Met die insteek interpreteren zij recent wetenschappelijk onderzoek om daarmee de eigen stellingen te staven. Maar bescherming van onze geliefde paling heeft geen baat interpretaties en veronderstellingen. Daarom vroegen wij de bekendste paling-bioloog Willem Dekker, hoe hij naar deze materie kijkt.

“Laat ik voorop stellen, dat ik geen specialist ben in dit soort onderzoek, maar dat ik in de afgelopen decennia natuurlijk wel verschillende dogma’s heb zien langskomen. Nu dus dit magnetisme.

In de afgelopen jaren heeft een aantal universiteiten experimentele voorzieningen gebouwd, om te kunnen onderzoeken of verschillende dieren gevoelig zijn voor het aard-magnetisme. Dat vergt een ingewikkelde experimentele opstelling, waarin het ‘normale’ aard-magnetisme wordt geneutraliseerd, en een experimenteel magnetisch veld naar believen kan worden aan- of uitgezet, en van richting kan worden veranderd (het ‘noorden’ kan dus aan alle kanten gelegd worden). Daar komt dan nog bij, dat de dieren met zo weinig mogelijk storende factoren moeten worden behandeld. Alleen al de hand van de experimentator, die het dier in een ronde kooi zet, geeft al een bepaalde richting aan. En denk ook eens aan de electriciteits-kabel, die de stroom levert om het magnetisme op te wekken – van welke kant komt die? Maar heb je eenmaal zo’n installatie, dan zijn de mogelijkheden eigenlijk onbegrensd: tal van diersoorten kun je testen. En daar hoort nu dus ook de glasaal bij – ja, ook de glasaal blijkt het aard-magnetisme te kunnen waarnemen. Ook de glasaal reageert op de kracht en richting van het (kunstmatige) magnetische veld.

Het probleem is, dat we daarmee zeker weten dat de glasaal het magnetisme kan waarnemen, waarschijnlijk ook wel echt waarneemt, maar wat doen ze met die informatie? Richten ze zich echt op het kompas? En herinneren ze zich later in hun leven, hoe dat was tijdens hun intrek vanuit zee, en weten daarmee langs welke route ze binnengekomen zijn? Weten ze überhaupt waar op de wereld ze zich bevinden? Dat zou grote gevolgen kunnen hebben voor onze glasaal-uitzet: binnengetrokken in Frankrijk, en aan het Franse magnetisch veld gewend – maar plotseling naar noorderlijker streken verplaatst, en hier weer uitgezet. In populaire artikelen wordt wel gesuggereerd, dat de glasaal zou onthouden waarlangs ze binnengekomen zijn (dankzij dat magnetisme) en zoveel jaar later – als schieraal – die informatie weer zouden gebruiken om de weg terug te vinden. Niet onmogelijk, maar we kunnen het die schieraal onmogelijk vragen. En experimenten, waarbij we glasaal langs kunstmatige magneetvelden binnen laten komen, om zoveel jaren later te kijken of dat hun uittrek nog beinvloedt, die zijn simpelweg heel moeilijk uitvoerbaar – tien jaar tussentijd, met een wijde tussentijdse verspreiding in de rivier. Dus blijven we een beetje steken op: niet onmogelijk dat het magnetisme van belang is, maar ook niet volledig aangetoond.

Nu is er een andere kwestie, en dat betreft het magnetisme temidden van alle andere factoren die de glasaal tijdens zijn intrek (kunnen) beinvloeden. Nemen ze het magnetisme waar? Welke andere factoren nog meer (temperatuur, zoutgehalte, stroming, vele anderen)? En heel belangrijk: wat kunnen ze met die kennis? Zijn ze in staat hun positie te veranderen? Wellicht het belangrijkste in dit verband is dit: van de Sargassozee naar de rand van Europa, dat is een afstand van pakweg 5000 km. We denken dat de larve van de aal (de Leptocephalus-larve) deze afstand grotendeels overbrugt door zich simpelweg op de stroming mee te laten voeren (Warme Golfstroom). Eenmaal in de buurt van Europa (een stukje west van Ierland, zeg maar), loopt die stroming verder naar het noorden – en dus niet meer richting kust. En zo ongeveer op die plaats vormt de larve zich om in een echte glasaal – een petieterig aaltje van niet meer dan 0.3 gram, dat tot zijn aankomst in het zoete water geen voedsel meer tot zich neemt. Zelfs als die glasaal zou willen, dan is de totale energie die er in het lichaam zit, bij lange na niet voldoende om die laatste 1000 km naar onze kusten actief met zwemmen te overbruggen!

De bestemming in het zoete water lijkt onhaalbaar ver weg – maar de glasaal heeft een truc! Telkens als de getijden-stroom de goede kant op staat, zwemt de glasaal rond, en wordt hij zo door het getij de goede kant op meegenomen. En telkens als het getij de andere kant op staat, dan kruipen ze weg in de bodem, en worden daarmee behoed voor een transport de foute kant op. Dit mechanisme – bekend als “Selectief Getijden Transport” – wordt door vele diersoorten in het getijden-milieu gebruikt. Het maakt het mogelijk grote afstanden te overbruggen, tegen relatief heel geringe kosten: de energie om een beschut plekje te zoeken staat in geen verhouding tot de energie die aktief zwemmen gekost zou hebben.  Ook in de Noordzee maakt de glasaal van dit mechanisme gebruik. In een dag of vier is het mogelijk van nabij Schotland naar onze kust te komen – zonder eigenlijk ook maar enige afstand actief te zwemmen. Maar het Selectief Getijden Transport heeft nóg een truc in petto, en daarbij speelt naast het getij, ook het zoutgehalte een belangrijke rol. Hiervoor moeten we ons realiseren, dat de (zoete) rivier-afvoer vooral op de ebstroom naar buiten gaat, terwijl tijdens de vloed het zoute water ver de rivier in kan dringen. Een glasaal die consequent gaat zwemmen als het omringende water zouter wordt, en in de bodem kruipt als het water weer zoeter wordt, komt uiteindelijk vrijwel zeker in de riviermond aan! Juist door bij toenemend zoutgehalte te zwemmen, komen ze dus in het zoete water terecht.

De glasalen in de Noordzee en de Waddenzee vertonen Selectief Getijden Transport (onderzoek van Freek Creutzberg, ~1960, NIOZ, Texel). Tegenwoordig is de hoogste concentratie glasaal te vinden voor de sluizen van Den Oever en Kornwerderzand, maar voor de Afsluiting van de Zuiderzee (1932) werden ze vooral rond de IJssel-mond gevonden – daar waar de vloed ze bracht (Redeke 1907). Door verder secuur van de binnendringende vloedstromen in de rivier gebruik te maken, konden de glasalen wel tot in Deventer komen. Sinds de Afsluiting brengt de vloed ze nog wel tot voor Den Oever, maar op het getij kom je de sluizen niet meer in! Tweemaal daags komt de vloed nog op – maar precies als je denkt makkelijk naar binnen te spoelen, wordt de sluisdeur juist dicht gedaan (om zout-indringing te voorkomen). Dat dit voor de glasaal een serieus probleem is, moge blijken uit de waarneming dat zelfs de glasaal in het IJsselmeer – waar de invloed van de wind vele malen groter is dan wat echo van het getij in Den Oever – nog het hele voorjaar wel met de eb en vloed meebeweegt: tijdens hoogwater (als gemeten in Den Oever) werd op het IJsselmeer wel 15% minder glasaal gevangen dan tijdens laagwater (Dekker & van Willigen 2000). De aanleg van de Vismigratierivier bij Kornwerderzand moet deze toestand gaan verbeteren, en de glasaal (en bot-larven, en nog vele soorten meer) op de vloedstroom naar binnen gaan brengen – maar denk eens aan al die andere sluizen en sluisjes in Nederland, die de glasaal wel een zoetwater-lokstroom geven, maar ze niet meer op de vloed naar binnen laten. Op die plaatsen wordt nu dikwijls één of ander vistrap of aalladder gebouwd. Daar moet de glasaal dan aktief doorheen zwemmen/kruipen – maar dat zijn ze nog steeds eigenlijk helemaal niet van plan! Terwijl ik dit schrijf, kijk ik uit op mijn moestuin in Uitgeest: van oorsprong een moerasgebied verbonden met de Kromme IJ, via het IJ en de Zuiderzee wel degelijk onderdeel van het oorspronkelijke getijden-gebied. Ik maak me sterk, dat de glasaal uit de Zuiderzee oorspronkelijk ver het binnenland kon indringen, en dat er in het moeras achter mijn huis toen een dichte aal-populatie voorkwam. Verreweg het grootste deel van laag Nederland was ooit wel met het getij verbonden – als het niet al zout/brak water was, dan tenminste het zoete getij. We hebben tegenwoordig graag droge voeten (en een moestuin, in plaats van een moeras), maar daarmee is onze kenmerkende delta-natuur wel verloren gegaan.

Deze tekst zou over de mogelijke invloed van het magnetisme op de glasaal-trek gaan –ik ben daar een beetje van afgedwaald. Ja, het aardmagnetisme zou wel eens een vervelende mug kunnen zijn. En nee, ik wil die mug niet negeren of kleineren, om aandacht te trekken voor onze nationale olifant, het natuurlijke getij dat vrijwel nergens meer bij ons de sluis door kan. Maar het brengt me wel op een ander punt: voorzorg of pragmatisme. Uit voorzorg zou het magnetisme ons moeten manen voorzichtig met de glasaal om te gaan, en geen grote verplaatsingen uit te voeren – geen uitzetting van buitenlandse glasaal dus. Maar het pragmatisme zegt dan, dat er dan geen enkele glasaal meer overblijft, want al onze afgedamde wateren zijn hun natuurlijke getij wel kwijt, dus van  natuurlijk ingetrokken glasaal is sowieso geen sprake meer – dan moeten we niet al te principieel willen zijn. Waar ligt dan de grens? Uit voorzorg alle risico’s vermijden betekent dat er geen enkele aal meer overblijft, maar uit pragmatisme alles maar voor zoete koek slikken lijkt ook niet aan te bevelen.

In het kader van het Voorzorgbeginsel, zoals vastgelegd door de Verenigde Naties (zie bijvoorbeeld FAO 1995 en 1996), zijn over dit soort problemen afspraken gemaakt (niet over de glasaal zelf, maar wel over vergelijkbare gevallen). Ten eerste mag ik als wetenschapper technisch adviseren, maar ik heb niks over het finale besluit te zeggen: de keuze tussen voorzorg en pragmatisme is uiteindelijk altijd een politieke zaak. Ten tweede kent het Voorzorgsbeginsel een flinke dosis pragmatisme: een risico is niet bij voorbaat onacceptabel (want risico-vrij leven is niet mogelijk), maar je moet het wel goed doordacht doen: je moet zowel weten wat er fout kan gaan, als weten hoe groot de kans daarop is, en alternatieven overwogen hebben. Voor de uitzet van kunstmatig gekweekte jonge vis (dat komt het dichtste in de buurt van onze uitzet van glasaal, d.w.z. de uitzet van elders in het wild gevangen vis) zijn de richtlijnen heel helder: omdat er altijd een risico verbonden is aan de uitzet, moet je zorgen dat je beheer en bescherming er niet volledig van afhankelijk zijn. Dat zegt niet dat je het daarom maar helemaal niet moet doen, maar dat je beheersplan ook zonder die uitzet nog voldoende hout moet snijden, voldoende moet beschermen. Ik zie niet dat het recente onderzoek aan de invloed van het aardmagnetisme op de glasaal daar iets aan verandert: elke uitzet kent al een gecalculeerd risico en daar komt dan nu mogelijk wat risico bij, maar de noodzaak ons natuurlijke aalbestand afdoende te beschermen blijft bestaan.

Tot slot nog een voorzichtige opmerking. We bespreken hier recent onderzoek naar de invloed van het aard-magnetisme op de orientatie van de glasaal – machtig interessant werk, dat wel degelijk een vraag opwerpt welke praktische konsekwenties getrokken zouden moeten worden. In de pers vinden we echter artikelen, die hieruit een heel drastische conclusie willen trekken: totaal stoppen met uitzet. Ook het officiele advies van ICES (de Internationale Raad voor het Zee Onderzoek) over de uitzet van glasaal is heel radicaal: totaal niet doen! Eigenlijk geeft ICES daar geen enkel argument voor (wel om voorzichtig te zijn, niet om het daarom maar helemaal te laten). Verder waren er recent opnieuw partijen die de gehele visserij wilden sluiten. Allemaal heel krachtige, heel gepolariseerde adviezen en meningen, die ogenschijnlijk stevig houvast bieden (maar geen van allen werkelijk de consequenties hebben geanalyseerd). De werkelijkheid is echter weerbarstiger, complexer, gelaagder.

Zonder uitzet van glasaal zijn er heel wat van oorsprong natuurlijke aal-habitats, waar – zonder uitzet – in het geheel geen aal meer zal voorkomen (de sloot langs mijn tuin incluis). Zonder visserij zal de kleine stroperij, maar vooral ook de internationale zwarte handel het wel overnemen. Het is daarom dat de Europese Aalverordening niet in zwart-wit-termen denkt, maar streeft naar een afdoende bescherming, zodat het bestand zich weer kan gaan herstellen. Niet een totaal-verbod, maar een matiging, een afdoende bescherming – een aanpak waarin ook een doordachte uitzet wel een rol kan spelen. Ik droom van een hersteld bestand, waarin talrijke glasaal op het natuurlijke getij weer naar binnen stroomt, en er geen uitzet (meer) nodig is – maar vooralsnog zullen we het in een wat minder ideale wereld moeten redden. Terecht wordt gesteld dat de Aalverordening nog niet tot een voldoende herstel van het bestand heeft geleid. Daarom is er alle reden om onze inspanningen voor de bescherming te verhogen – maar laten we niet de fout maken het kind met het badwater weg te gooien en te kiezen voor geheel blinde, radikale oplossingen.

De aal is een mysterieus dier, dat migreert over duizenden kilometers vanaf de andere kant van de oceaan, ‘dat over land kan kruipen’, ‘dat paardekoppen eet’, en wat niet al meer. En nu dus ook: ‘dat gevoelig is voor het aard-magnetisme’… Alle reden om die dus goed te beschermen (SEG 2022).”

Cresci A. 2020 A comprehensive hypothesis on the migration of European glass eels (Anguilla anguilla). Biol. Rev. (2020), 95, pp. 1273–1286. doi:10.1111/brv.12609

Creutzberg F. 1961 On the orientation of migrating elvers (Anguilla vulgaris Turt.) in a tidal area. Neth. J. Sea Res. 1 (3): 257-338.

Dekker W. & Willigen J.A. van 2000 De glasaal heeft het tij niet meer mee!  RIVO Rapport C055/00, 34 pp.

FAO 1995 Code of Conduct for Responsible Fisheries. FAO Fisheries Technical Paper 350.

FAO 1996 Precautionary approach to capture fisheries and species introductions. FAO Technical Guidelines for Responsible Fisheries. No. 2. Rome, FAO. 1996. 54 pp.

Redeke H.C. 1907 Rapport over Onderzoekingen betreffende de Visscherij in de Zuiderzee ingesteld in de jaren 1905 en 1906. Ministerie van Landbouw, Nijverheid en Handel, ‘s-Gravenhage, the Netherlands, 259 pp.

SEG 2022 SEG position on the AGRIFISH Fishing Opportunities meeting regarding the future protection and recovery of the stock of the European Eel. https://www.sustainableeelgroup.org/wp-content/uploads/2022/11/SEG-Position-Paper-14th-November.pdf

Nieuwjaarstoespraak DUPAN-voorzitter

Tijdens de nieuwjaarsreceptie van DUPAN op de campus van de Wageningen University & Research, blikte voorzitter Alex Koelewijn terug op afgelopen jaar en keek hij vooruit naar de uitdagingen in 2023. Hieronder lees je de integrale tekst van zijn toespraak.

“Wat fijn om elkaar weer in levenden lijve te kunnen treffen. Vorig jaar keken jullie nog naar een videotoespraak van mij. Dat had natuurlijk ook voordelen: die kon je doorspoelen of uitzetten. Deze keer zul je de hele rit moeten uitzitten… Maar hoe dan ook, ik ben blij dat jullie hier allemaal weer zijn!

Net als 2020, 2021 was 2022 weer een bijzondere jaar. 

Net voor Kerst 2021 kwam er weer een lockdown vanwege Corona. Wat waren we allemaal opgelucht toen in februari 2022 de horeca openstelling met coronatoegangsbewijs weer een teruggang naar het normale leven leek te betekenen.

Wat hoopvol begon werd woest verstoord toen Rusland op 24 februari besloot tot een inval in buurland Oekraïne. Voor de bewoners van dat land heeft die oorlog veel menselijk leed als gevolg.

We weten allemaal welke gevolgen die oorlog hier tot op de dag van vandaag heeft. Van gigantisch gestegen energie-, en brandstofprijzen, onderdelen die ineens niet te leveren zijn, tot een ontregeling van handelsstromen. Die zagen we niet aankomen.

Gelukkig was 2022 voor het dier waar het ons allemaal om gaat, de paling, wél een goed jaar.

  • De aankomst van glasaal liet in vooral in zuid Europa een sterke stijging zien.
  • In het spreekwoordelijke veld namen de aantallen waargenomen palingen toe.
  • Daarnaast werd er weer veel volwassen schieraal over de dijk geholpen.
  • En de minister sprak in de Tweede kamer over het succes en de noodzaak van Paling over de Dijk als tijdelijke oplossing van het migratieprobleem.

Hier in Wageningen boekte het onderzoek naar de voortplanting in 2022 opnieuw voortgang. Inmiddels zijn er bouwkundige aanpassingen gemaakt in het onderzoekslaboratorium waarmee de larven een heel eigen “zwemvijver” krijgen voor betere onderzoeksmogelijkheden. Via het Eel Stewardship Fund investeert de sector sinds 2016 in deze samenwerking met Wageningen Universiteit, die op haar beurt in dit onderzoek samenwerkt met een groot aantal buitenlandse universiteiten.

2022 werd ook het jaar waarbij het “onzichtbare” waarde kreeg.

Stikstofbeleid zorgt in de agrosector voor grote problemen; boeren en vissers moeten wijken voor groei van andere sectoren. Boerenbedrijven staan na generaties ineens stil. Vissers worden van zee verdreven omdat visgronden ingenomen worden door industriële energieparken. Nood en wanhoop in die sectoren worden veroorzaakt met een beleidsonderbouwing die gebaseerd is op cijfertjes en schattingen.

De afstand tussen overheid en de mensen die het treft is nog nooit zo groot geweest. Rij je over een provinciale weg dan zie je de noodkreten van de mensen die geraakt worden. Omgekeerde Nederlandse vlaggen beheersen het beeld. Het is een duidelijk signaal aan Den Haag dat er grenzen worden bereikt. Die grens overschrijden lijkt mij geen slim beleid, want boeren en vissers staan beiden heel dicht bij de o zo belangrijke natuur. Ik wil jullie meegeven dat het woord “boerenverstand” er niet zomaar is gekomen. Meer betrokkenheid van sectoren bij het plannen van beleid voor sectoren is noodzaak.  Het afgelopen jaar heeft ons geleerd dat de overheid niet zomaar een “kaartje” over de schutting kan gooien.

Er mag geen systeem ontstaan waarbij cijfertjes en papier leidend zijn. Zo wordt er een kloof tussen beleid en werkelijke waarnemingen gegenereerd.

Er zijn dus systemen en berekeningen die het zo ondoorzichtig maken dat niemand meer begrijpt welke kant het op moet. Burgers niet, boeren niet en vissers niet.

Er is een grote behoefte aan langjarige duidelijkheid over de regelgeving. Dus niet elk jaar nieuwe regels en voorschriften die leiden tot een jaarlijks terugkerend gevecht om het bestaansrecht van ambachtslieden die voor ons voedsel zorgen.

Ik doe hier een oproep aan iedereen: denk na over het belang van proteïne en voedselzekerheid.

Dat geldt ook voor de paling.

IUCN spreekt over een met uitsterven bedreigde soort. Terwijl de paling voor die classificatie niet eens aan de IUCN-richtlijn voldoet. IUCN veroordeelt de paling dus rücksichtsloos tot een met uitsterven bedreigde soort.

Raadgevend orgaan ICES wil op haar beurt nog altijd terug naar de pre-antropogene stock. De hoeveelheid paling in de natuur toen de mens nog geen invloed op het leefgebied had. Hoe dan?

Ik ga op beiden, IUCN en ICES, even wat dieper in.

De paling, het oerdier dat sinds de krijttijd op deze aardkloot rondzwemt, komt elk jaar weer met zo’n 1,45 miljard nakomelingen aan de randen van het leefgebied. Toch zet IUCN de paling twee treden hoger op hun ladder van bedreiging dan de reuzenpanda. De panda, een mooie knuffelbare beer, die niet bepaald bekend staat om zijn voortplantingsdrang… Twee treden hoger op de ladder van uitsterven, ondanks een al meer dan twee decennia stabiel bestand. Het brengt een gewone sterveling tot vragen.

Ik heb in de afgelopen 12 jaren heel wat wetenschappers mogen ontmoeten, maar geen van hen heeft mij kunnen uitleggen waarom de paling, die jaarlijks 1,45 miljard nakomelingen heeft, op het lijstje met uitsterven bedreigde soorten hoger scoort dan de panda. De enige genoemde reden waarom hij die classificatie krijgt, is “uit voorzorgsprincipe”

Maar waarom dan? 1,45 miljard jongen die jaar op jaar weer aan de kust van het leefgebied komen. 1,45 miljard dat is eenduizend 450 miljoen. Of wel 1.450 met nog eens 6 nullen erachter!

Met uitsterven bedreigd! Of moeten we zeggen: met uitsterven bedreigd?

Die twee woorden “uitsterven en bedreigd” zijn de reden achter alle maatregelen die er genomen worden. Let wel, met het voorzorgsprincipe is niks mis, maar ik vraag me wel af of in blinde paniek blijven hangen aan de noodrem van het voorzorgsprincipe een werkelijke stijging van het palingbestand zal veroorzaken.

En dan is er het ICES-advies 2022.
Dat was ook dit jaar weer gebaseerd op de cijfers van het jaar ervoor. Geen woord over stijgende trend bij de aankomst van glasaal in de afgelopen 10 jaar. Nee, verre van dat. ICES blijft paling bekijken als een zeevis en blijft het huidige bestand vergelijken met een toestand van bijna 65 jaar geleden. Het begint te lijken op continue recitatie. Het ICES-advies voor 2022 was “alles moet naar nul, want de paling sterft anders uit”. Alles naar nul? Ja, alles! Alle visserij en ook alle invloed van dammen, dijken en waterkrachtcentrales.

Dus trek de plug maar uit Nederland en laat alles onder lopen, dan is het probleem zo opgelost. Dat is het ICES-advies 2022, waarbij de wetenschappers van ICES de palingstand van 1960 als uitgangspunt nemen.

Bijna 65 jaar geleden… Voor wie het vergeten is; waterbouwkundig zag het landschap er toen heel anders uit. Ook werden in die tijd jaarlijks tonnen glasaal in de binnenwateren uitgezet. Dat zorgde gegarandeerd voor een hoge palingstand en een grote hoeveelheid uittrekkende schieraal. Invloed die nooit is meegenomen in al die cijfertjes. De vraag die je met een gerust hart mag stellen is: hoe losgezongen van de werkelijkheid is zo’n ICES- advies? Het Europese beleid wordt bepaald met ICES-advies. Ik heb het vorig jaar ook al zo genoemd en doe het nog maar een keer: het is “najagen van wind”.

Hoe dan ook, met het ICES-advies 2022 in de hand, koos de EU onder leiding van Eurocommissaris Sinkevičius ervoor om de palingvisserij in de wateren van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid drie extra maanden te sluiten. Dit besluit werd afgedwongen op een manier waarbij de grenzen van ware democratie werden opgezocht. Wel hebben de lidstaten voldoende mogelijkheden gekregen om te zorgen dat in de Aalherstelplannen opgenomen herbevolking mogelijk blijft en de leefbaarheid van visserijen zoveel mogelijk wordt behouden.

Verder constateer ik dat er belanghebbenden zijn die vasthangen aan vooringenomen posities, principieel niet willen bewegen en hartgrondige tegenstanders zijn van palingconsumptie. Ze roepen de paling te willen redden, maar gaan elke inhoudelijke discussie uit de weg. Om vervolgens te pleiten voor een algeheel vangstverbod, zonder de consequenties daarvan te beseffen. DUPAN pleit al jaren voor traceerbare, beperkte, gecontroleerde benutting.

We hebben gezien dat na 2009 door de instelling van beschermende maatregelen via de Aalverordening de palingstand niet daalt en zelfs toeneemt.

Zolang het leefgebied, dat de mens gestolen heeft van de kikkers en vissen zoals de paling, er niet meer is of op zijn gunstigst niet meer toegankelijk is, zolang daar niks aan verandert, zal de palingstand niet gróóts toenemen.

Ik heb er in het verleden al voor gepleit en doe het nog maar een keer: wetenschap, bepaal alstublieft hoeveel paling er in de vrij toegankelijke wateren leeft en kán leven, totdat de biologische draagkracht is bereikt.

Afijn, afgelopen jaar was er een met een mix van veel positief nieuws, maar zeker ook met minder goede ontwikkelingen. Redenen genoeg om met frisse moed aan het nieuwe jaar te beginnen. We zouden DUPAN niet zijn, als we de handen weer ouderwets uit de mouwen steken.

De paling in Europa verdient onze continue inzet om hem te beschermen en de palingstand te verbeteren en bovenal aandacht te blijven vragen voor toegankelijk leefgebied.

Of je nu voorstander of tegenstander bent van palingconsumptie, niemand wil dat de allerlaatste paling uit het water wordt gevist. Dat zal overigens ook niet gemakkelijk worden als er elk jaar een kleine 1,5 miljard bijkomen, maar dat daargelaten. Iedereen doet enorm zijn best, werkt ongelofelijk hard. Maar misschien te veel op hun eigen “eiland”. Wanneer je vanuit één perspectief naar materie kijkt, loop je het risico de dingen niet op de juiste manier te zien. Zeker als de belangen zo groot zijn, is het goed om dingen samen te doen. Met reële gegevens kom je tot realistische inzichten, waar ook nog eens begrip voor is.

Samen met de WUR gaan we vanaf 2023 kijken naar en werken we samen aan de monitoring van paling, waarbij de ervaringen uit de praktijk worden meegenomen.

Dan over Paling Over De Dijk: met het advies van onze vorige minister in de hand, gaan we samen met waterbeheerders kijken hoe we het programma Paling Over De Dijk kunnen opschalen, zodat we op nog meer plaatsen in Nederland palingen veilig langs de migratiebarrières kunnen helpen.

DUPAN is en blijft pleitbezorger voor beheerste en gecontroleerde visserij, met oog voor het zelfherstellend vermogen van de natuur en een gezonde, stabiele palingpopulatie. DUPAN zet in 2023 in op verdere verbetering van de SEG-certificering. De Nederlandse palingsector, die is aangesloten bij DUPAN, loopt qua certificering in Europa voorop. De SEG-Standaard maakt de gehele visserij op glasaal, de kweek én de handel verantwoord en transparant. De SEG-Standaard is het sterkste wapen in de strijd tegen illegale handel in glasaal, zo is ook afgelopen jaar weer gebleken door de vele arrestaties en inbeslagnames van Schiphol tot in de hoeken van Europa.

Een fraai hoogtepunt, dat op korte termijn alweer staat te gebeuren, is de uitzet van miljoenen jonge palingen. DUPAN coördineert deze herbevolking met SEG-gecertificeerde glasaal, zodat de inname en uitzet van al die jonkies gegarandeerd gebeurt met het beste rendement voor de natuur. Glasaal die, volgens de láátste cijfers, in zéér grote hoeveelheden voor de Kusten van Frankrijk is waargenomen.

Ik ga afsluiten.

Dat doe ik door namens het hele DUPAN bestuur de wens uit te spreken dat we, samen met iedereen die de paling een warm hart toedraagt, naar haalbare doelen gaan streven, waarbij beschikbaar leefgebied én biologische draagkracht de kernwaarden zijn.

Vanuit dát warme hart wens ik jullie een voorspoedig, gelukkig en bovenal een gezond en palingrijk 2023.”